Bericht
uit het Algemeen Dagblad d.d. 27-12-2002 geschreven door Adwin de Kluyver.
(Plaatjes uit eigen archief). Halverwege
het Schotse vasteland en Ierland ligt het eiland Islay. Het landschap is
leeg, het waait er altijd en er wonen tien keer zoveel ganzen als mensen.
Niks te beleven dus. Of wel? Wat te denken van zeven
whiskydistilleerderijen. AD Reizen trok een warme trui aan en keek er eens
diep in het glas.
"Hoe heet ze?" Jim Davis staat er lachend bij. Het is een vast
ritueel van bezoekers aan het Klldalton-Kruis. Steek beide armen door de
onderste openingen van het Keltische kruis, sla de handen in elkaar, leg
de wang op de eeuwenoude steen en doe een wens. "Driekwart van de
mannen noemt een vrouwennaam", weet de eilander. Of het ritueel helpt?
? "Ach", verzucht de bebaarde Schot, "ik heb het vaak
geprobeerd maar ik ben al 20 jaar verliefd op dezelfde vrouw en nog steeds
is ze met de verkeerde man getrouw." Het kruis werd er halverwege de
achtste eeuw neergezet door de Ierse monniken en is nu een van de
belangrijkste Keltische overblijfselen in Groot-Brittannië. Vanaf de
Noord-Ierse kust was het voor de geestelijken slechts 37 kilometer roeien
en de Ierse invloeden zijn op Islay nog stees terug te vinden in de taal
en cultuur. Zo spreekt de meerderheid van de bevolking het Gaelic en zijn,
net als in Friesland, opschriften en plaatsnaamborden vaak tweetalig. Maar
de belangrijkste Ierse erfenis was wel de introductie van uisge beatha,
Gaelic voor levenswater, oftewel whisky. Vanaf de veertiende eeuw begonnen
monniken met het stoken van sterke drank. De eilanders volgden enthousiast
het voorbeeld en gedurende de negentiende en twintigste eeuw stonden er
wel 20 distilleerderijen op Islay. Niet alleen omdat de eilanders wel van
een flinke borrel hielden, dat ook natuurlijk, maar omdat de
omstandigheden hier ideaal zijn voor het produceren van whisky. Het milde
klimaat - Islay ligt aan de warme golfstroom - en de vruchtbare bodem zijn
gunstig voor de groei van gerst, het basismateriaal van de malt whisky. De
voorraad turf, de brandstof waarmee de ontkiemde gerst wordt gedroogd, is
met de uitgestrekte veengronden onbeperkt. En de vele riviertjes en lochs
voeren zacht en zuiver water aan. Tegenwoordig produceren zeven
distilleerderijen nog steeds op ambachtelijke wijze de inmiddels
wereldberoemde Islay malt, de whisky met de zo karakteristieke turfsmaak.
Samen zijn ze goed voor een productie van 20 miljoen liter per jaar. Een
leuke impuls ook voor de Schotse economie wanneer je bedenkt dat er over
elke liter alcohol € 28,31 aan accijns wordt geheven. Wie gedacht had om
in dit walhalla van de
whisky goedkoop inkopen te kunnen doen, komt dus bedrogen uit. Gelukkig
staan er voor de bezoekers van de distilleerderijen altijd wel een paar
gratis glazen klaar. En met zeven distileerderijen die elk hun
rondleidingen hebben kun je je een aardige slag in de rondte drinken. Net
buiten Port Ellen, waar de veerboot twee keer per dag aanlegt, liggen aan
de zuidkant meteen drie distilleerderijen op een rij. De Laphroaig -
spreek uit Lerfroik, Gaelic voor 'de mooie inham aan de wijde baai'-
distilleerderij doet zijn naam eer aan. Nog fraaier gelegen is Lagavulin.
Ook aan een baai nu met uitzicht op een middeleeuwse kasteelruïne. De
laatste is Ardbeg, waar ze sinds 1815 de zwaarste, meest turfachtige
whisky van het eiland stoken. In de donkere schuur waar de vaten met
alcohol minstens tien jaar moeten liggen
voordat ze zich malt whisky mogen noemen, tapt Jackie Thomson een borrel.
Zo direct uit het vat proef je in de nog jonge whiksy het landschap terug.
Inderdaad: een beetje zilt en heel veel turf. Thomson weet het goed te
omschrijven: "Het gaat als pruimtabak achter in je mond zitten alsof
je op een slok kunt kauwen." Ondertussen beukt de zee met windkracht
9 tegen de kademuur waardoor het onderscheid tussen de druilerige regen en
het opspattend zeewater vervaagt. "Goed whiskyweer", vindt
Thomson. "Mijn lekkerste borrel heb ik gedronken toen hier het dak er
af vloog."
In Bowmore, de centrumplaats van het 3500 inwoners tellende eiland, speelt
het leven zich af tussen de opvallende kerk - rond, zodat de duivel zich
niet in een hoek kan verstoppen - en de direct aan zee gelegen
distilleerderij met dezelfde naam. Het rivierwater klatert hier via een
watervalletje het complex binnen. Bijzonder is de moutvloer waar nog met
de hand de gerst wordt uitgespreid, nat gemaakt en gekeerd om zo de korrel
te laten ontkiemen, het 'mouten'.
De mout die na het hele distilleerproces overblijft, de draff, dient als
voer voor de vele schapen op het eiland. "De gelukkigste ter wereld",
zeggen ze hier. "Het vlees hoef je niet meer te marineren." Al
die schapen leveren uiteraard ook wol. Bij de Woollen mill even buiten
Bridgend maken ze er op antieke machines wereldberoemde tweeds en tartans,
de bekende Schotse ruitjesstof, van. Het modehuis Chanel is vaste afnemer,
voor de kostuums in de film Braveheart leverde de Woollen Mill de stoffen.
Voor een lange wandeling op een van de uitgestrekte zandstranden komt een
warme trui meer van pas. Ann Kamp heeft op haar boerderijtje in Tormisdale,
in het ruige westen van Isaly, zes schapenrassen rondlopen, binnen hangt
een hele collectie wollen truien met traditionele Schotse en Ierse
patronen. Allemaal zelf gesponnen, met natuurlijke verfstoffen gekleurd en
handgebreid. Een zeer arbeidsintensief karwei voor Kamp. "Ik kan met
niet herinneren dat ik ooit een avond zonder breipennen op de bank heb
gezeten", vertelt ze. Aan de handgebreide truien hangt wel een stevig
prijskaartje: € 180 voor een eenvoudige visserstrui.
Ook puur natuur zijn de oesters van Craigens Farm aan de oostkust van Loch
Gruinart, een verzande zeearm die bij eb droog valt. Het duurt twee jaar
voordat de schelpdieren groot genoeg zijn voor consumptie, maar dan krijg
je ook een heerlijke hap zee binnen. Je kunt ze ter plekke rauw nuttigen,
met de voeten op de drooggevallen zeebodem, of meenemen voor thuis. Het
favoriete recept van de kweker: "Een rolletje gerookte zalm er omheen,
beetje kaas erover en 15 minuten onder de grill." De oesters maken
dorstig en bij het trufvuur van de Lochindaal Inn in Port Charlotte is het
dan goed toeven. Barman Derek Bell laat vol trots de imposante collectie
van 350 verschillende soorten malt whisky zien, vele afkomstig van
distilleerderijen die al lang gesloten zijn. Stamgast Mooney("Zo
noemen ze me al 40 jaar en ik weet nog steeds niet waarom") vertelt
over de duurste borrel die hij ooit heeft gedronken. "Laatst kwam
hier een visser die een goeie week had gehad. Kocht hij zomaar een fles
van € 750 en gaf de hele pub een rondje." Waarna Bell zijn
achternaam eer aandoet en een flink glas vol met Bruichladdich 1970
schenkt. De gelijknamige distilleerderij even buiten Port Charlotte is
sinds enkele jaren weer geopend en werd al twee maal uitgeroepen tot
distilleerderij van het jaar. De echte liefhebber kan er voor € 1100
zelfs zijn eigen vat kopen en 10 jaar of langer laten
opslaan.
Aan de andere kant van het eiland vlak buiten Port Askaig liggen de
laatste twee distilleerderijen van Islay, Caol Ila en Bunnahabbain.
Vergeleken met de ouderwetse distilleerderijgebouwen aan de zuid- en
oostkust vallen de grijze complexen hier wat tegen. Tegen het uitzicht
kunnen de vijf concurrenten niet op. Aan de overkant van de smalle
zeestraat ligt zustereiland Jura met zijn karakteristike Paps, de twee
bergtoppen van bijna 800 meter hoog. Met slechts 150 inwoners en een weg
die van niks naar nergens leidt, begint na het ruige Islay op Jura de ware
wildernis. Op de kade van Port Askaig, het haventje waar de reddingsboot
van Islay ligt, staat de bemanning van een vissersboot krabben te sorteren.
Nee met whisky hebben de vissers niks. "Dat gooien wij thuis door de
cola", vertellen ze met een vies gezicht. "Wat dat betreft zijn
we hier op de verkeerde plek geboren. Wij worden pas echt gelukkig op een
eiland met zeven bierbrouwerijen." |